zaterdag 24 november 2018

Stemmetjes, Stemmetjes, Stemmetjes

Ik lees net ontdekt dat de stem van Betty Boop gebaseerd is op die van zangeres Helen Kane, bekend van 'I wanna be loved by you' - volgens mij ook nog gezongen door Marilyn Monroe. 

In 1932 spande ze zelfs een rechtszaak tegen Fleischer aan vanwege 'copyright infringement.' Haar claim was dat haar, zeg, kirrende, scatting boo-boo-ba-doop stijl klakkeloos door het tekenfilmfiguur was overgenomen. 

Kane verloor de zaak. De rechter oordeelde dat er al voor haar andere, vergelijkbare zangers waren, en op deze site staan een paar voorlopers van zangeressen die aan 'Booping' doen.  Wikipedia heeft ook hier wat leuke info over.

't Punt is: Betty Boop is, net als Mickey, een product van geluidsfilm. En, meer nog dan Mickey, is het een belichaming van een stemmetje. 

Regensmurfer

De drie Smurfenverhalen min of meer getekend en geschreven zijn door Gos (De Krwakakrwa, De Ruimtesmurf, een Andere Smurf dan de Anderen) zijn, zoals ik al schreef, niet alleen duidelijk minder, maar ze doorbreken de Delporte's 'Vulgair-Modernistische'-lijn die de stripjes in eerste instantie zo leuk maakte. De mini-boekjes en de vroege zes-stroken-strips waren expliciet plat. Het leuke aan de smurfen was hun serialiteit, hun gebrek aan psychologie, etc. Het lijkt, zoals ik schreef, of de verhaaltjes puur uit 'formele principes' voorkomen: telkens wordt het plot aangedreven door een afwijkende Smurf.

Bij Gos is dat ook het geval, maar i.t.t. de Delporte-verhalen is die afwijking gesemantiseerd, en soms zelfs gepsychologiseerd. Delporte's 'Honderdste Surf' (1967) is enkel anders omdat hij een spiegeling is. Daarom doorbreekt hij de pure symmetrie van de honderd smurfen (die nodig is voor de Maandans, dat een vorm van een vierkant moet aannemen). Deze Smurf doorbreekt de lineaire smurfengemeenschap, net als het (in de vele visuele grappen) ook de leesrichting van de strip de andere kant op zwengelt. Het verhaal is weliswaar gemotiveerd door een 'psychologisch' probleem (de Spiegelsmurf ontstaat door de ijdelheid van Smurfatje die als een narcissus naar zichzelf blijft staren in de spiegel) - maar dit is meer een McGuffin. Een aanknopingspunt voor een reeks grappen die serieel van aard zijn.

De verhalen van Gos lijken in eerste instantie dezelfde logica te hebben - maar in feite doorbreken ze dit. De Ruimtesmurf & een Andere Smurf dan de Anderen (1969) beginnen met het (volgens mij door Gos bedachte) neoconservatieve Smurfenclichee (geparodieerd door Hans Teeuwen), van het dorpje dat een organische eenheid is omdat iedereen een eigen functie heeft (er is een bakkersmurf, boerensmurf, grote smurf, etc) en waarbinnen een 'ongewone' smurf een probleem is. Dit probleem is psychologisch van aard (de smurf lijdt aan weemoed, melancholie, etc.), en wordt opgelost als de Smurf op reis gaat. 

Het Smurfendorp verandert van een variatie op de moderne maatschappij (zoals Benedict Anderson stelt, moderniteit stelt gemeenschap 'serieel' voor), in een nostalgische fantasie over een organische samenleving. Het gevolg is ook dat de formele eigenschappen van strippagina niet langer meer 'leidend' zijn, maar dat de 'inhoud' van de strip determineert hoe de strip eruit ziet. In termen van Benoit Peeters beroemde classificatie van de vier verschillende manieren van 'mise-en-page': mise-en-page wordt niet meer 'productief' maar retorisch gebruikt. Zie Peeters ). Het gevolg is ook dat de personages 'inhoud' krijgen, en dat het Smurfendorp een 'wereld' wordt. De strip wordt ook (dankzij de decors van Walthery) 'drie-dimensionaler. De 'platheid' van de micro-boekjes verdwijnt. Met andere woorden: de strip wordt meer 'Disney' - de 'illusion of life' esthetiek vervangt de vulgair modernistische lijnteken-techniek.

Op het moment dat Delporte weer terugkeert (met de Regensmurfer) lijkt de oude Smurfstijl er opeens weer te zijn. 


donderdag 15 november 2018

Stan Lee

"Stan Lee, Creator of Beloved Marvel Character San Lee, Dead at 95," kopte the Onion naar aanleiding van het overlijden van de stripscenarist.

De kop roept natuurlijk de discussie omtrent Lee's omstreden claim de 'bedenker' te zijn van praktisch het hele Marvel Universum - Spiderman, Hulk, Iron Man, Fantastic Four, X-Men, Dr. Strange, etc. - een claim die in de rechtszaal is aangevochten is door tekenaars als Ditko, Kirby (en gedeeltelijk door de rechters erkend is) en die in de stripwereld nog steeds tot verhitte discussies leidt.

.De morele en juridische toon waarop deze discussie gevoerd wordt verhult dat 'de zaak' Lee ook licht werpt op iets interessants: 'auteurschap' in de stripwereld. Vooral de Amerikaanse strips zijn het product van studio's, van samenwerking, van copy-right. De bedrijven werken soms met
met 'uber-auteurs,' zoals 'Disney' waaronder 'auteurs' werken die een eigen stempel op de studio-stijl drukken (Barks, Jippes, Italo-Disney), of Karen Bergel van Vertigo.

Met 'Marvel' is de situatie nog wat complexer. Lee was in de klassieke niet alleen de 'scenarist' en bedenker van het Marvel Universum, maar in de 'epiteksten' van de Marvel Comics uit de jaren zestig en zeventig  presenteert hij zichzelf ook aan de lezers, en hij spreekt ze aan op een zelfbewuste en ironische manier (vergelijkbaar met de manier waarop EC de lezers aansprak, en vergelijkbaar, wellicht, met de zelfbewuste redactionele bijdragen van Spirou, zoals ze onder Yvan Delporte zijn ontwikkelt), met een reeks van catch phrases  ('Exelcior!'). Lee is, zeg, iets tussen auteur en dompteur van het circus in. Zijn intro's spreken de lezer aan als 'hooggeëerd publiek' - maar zijn 'toon' is ook dezelfde 'stem' als die van de externe tekstverteller in de comics (Marvel Strips bevatten veel 'captions') die, gek genoeg een beetje klinkt zoals de stem van de hoofdpersonages (zoals de piekerende Spiderman), maar ook niet helemaal.... Als auteur lijkt Lee een buikspreker, of poppenkastspeler: hij 'vertolkt' stemmen, maar iedereen klinkt als hem.

Kort gezegd, het zou interessant zijn om de 'auteursfunctie' in strip te onderzoeken a.d.h.v. Stan Lee. Een startpunt zou kunnen zijn: zijn recente cameo's in de films in het Marvel Cinematic Universe, die altijd juichend wordt ontvangen door zijn jonge fans.


De cameo's van Lee doen natuurlijk meteen denken aan die waarmee Alfred Hitchcock zich tot herkenbaarste regisseur van Hollywood maakte. Maar, zoals Raymond Belour al aantoonde, Hitch's verschijningen moeten in verband gelezen worden met zijn ostentatieve stijl: de opvallende cameraposities en de terugkerende kadreringen, blikken in de camera, etc, waarmee Hitchcock duidelijke sporen van 'enuntiatie' toont: in een Hitchcock film is het duidelijk dat deze 'verteld' wordt.  De MCU films lijken, op het eerste gezicht juist radicaal anders. Als iets de stijl van de films typeert dan is het wel een zekere 'blandness' (bijvoorbeeld ook in de muziek). De 'sterren' in het MCU zijn nooit de regisseurs, maar altijd de superhelden eerst, de acteurs die ze spelen tweetst en Stan Lee derdst.

Toch probeert de MCU haar films wel degelijk een zekere zweem van 'auteursheid' te geven, en dit betreft niet zozeer de 'enuntiatie' in de traditioneel filmtheoretische betekenis van het woord, maar de 'toon' van de films. De herkenbare, en licht ouderwetse 'wise-cracking' die we herkennen van het persona van Lee, en ook de inside jokes. De 'structure of address' van de oude strips blijft gehandhaafd, in de meest geliefde MCU films. Hierdoor zijn de films nooit helemaal 'serieus,' (zoals Batman), maar ze vervallen ook nooit volledig in camp (zoals Batman). De 'toon' van de films is serieus-speels, volwassen-jeugdig, op een speelsheid die past bij adolescenten. Deze toon houdt de films leuk en is verankerd in de persona van Stan Lee - zijn cameo houdt het universum straight, zodat het niet kantelt in camp, of in almachtsfantasie. Dit betekent, inderdaad, zoals de Onion al kopte, dat de belangrijkste creatie van Stan Lee Stan Lee zelf was. 






dinsdag 13 november 2018

Peanuts

Een Peanuts tentoonstelling. En ik doceer Citizen Kane.

Vandaar:


OK, met het risico hier een grap uit te leggen: de lol van veel Peanuts strips is, zoals Eco eens uitlegde (op een net wat andere manier) dat het kinderen zijn met de complexen van volwassenen, maar ergens ook kinderen. D.w.z. het zijn kinderen die zich (nog) niet voorstellen dat kinderen zonder complexen zijn. Dat is namelijk alleen iets dat volwassenen doen. De 'oplossing' van CK ('Rosebud was zijn slee') kan dus alleen maar letterlijk iets betekenen. Het is nog geen 'sliding signifier' geworden.

Schulz vond de grap blijkbaar zo leuk dat hij hem nog drie keer herhaalde.





In die grap onthult Schulz - misschien - ook iets over het strippoppetje. Zoals Welles zelf eens zei: het 'rosebud'-raadsel was zijn 'one-dollar' versie van Freud. Als 'fetish' staat het voor iets oorspronkelijks dat verloren is, een gat dat in de film opgevuld wordt door objecten, verzamelingen, geld, etc. Rosebud staat daarmee voor een reliek uit de kindertijd die karakters diepte geven, en dubbelzinnigheid. Een stripfiguur is traditioneel gesproken, infantiel. Het gaat niet gebukt onder super-ego dingen (schuld, besef van sterfelijkheid etc.). Het is een menselijk figuur, nog niet onderworpen aan primaire repressie. Vandaar dat het 'rosebud' niet begrijpt.




Smurf!

Bladerend door het tweede deel van de integrale uitgave van de Smurfen valt me op hoe groot het kwaliteitsverschil is tussen de verhalen waar Yvan Delporte bij betrokken is, en de verhalen waar hij niet aan meeschreef.

De Delporte verhalen hebben een losheid, frisheid en zitten vol vulgair-modernistische grapjes met de eigen vorm. De eerste smurfverhalen waren speciaal verzonnen voor de micro-boekjes en zijn getekend in een losse, platte stijl, waardoor de plaatjes aan flipboekjes doen denken.



En ook de eerdere groot-formaat verhalen gebruiken een bladindeling van vijf stroken. De lol van de eerste smurfenstrip zit erin dat het 'flikker-effect' dat wordt opgeroepen door de plaatjes elke keer onderbroken / gecompliceerd wordt doordat de smurfen zelf ook al 'serieel' zijn. In de 'valse Smurf' blijkt dat bijvoorbeeld uit deze dans-scene die op een strook uit een zootrope lijkt.



En er zitten veel grappen met de vorm, kadrering etc. Ook de titels van Delporte lijken gekozen om hun meest absurde variatie op het woord 'schtroumpf' (een woord dat er op papier onuitspreekbaar uitziet vanwege zijn belachelijke hoeveelheid medeklinkers), zoals Schtroumpfette, Schtroumpfissime.


Het lijkt, m.a.w. of de verhalen voort zijn gekomen uit hetzelfde principe dat achter de smurfentaal ligt: een eindeloze variatie op het woord 'smurf.' Ze lijken het product van een Oulipo achtig-proces van eindeloos variëren op een bestaand patroon. Ze lijken komisch-serieel. Kortom de eerste smurfen strips kennen een flip-boek esthetiek hebben en een formele absurde humor. 

De meeste grappen gaan ook over het 'seriele' karakter van de smurfen. Elk verhaal lijkt te gaan over een smurf die 'verschilt.' De smurf die a.h.w. een 'parameter' anders is en daardoor een zwarte smurf, smurfin of smurffuhrer wordt. Dit culmineert in 'de honderdste smurf' - wat mij betreft het leukste verhaal uit de serie. In dit verhaal moet Grote Smurf een maandans organiseren waar precies honderd smurfen voor nodig zijn. Natuurlijk blijken er maar 99 te zijn, maar gelukkig 'verdubbelt' smurffatje (de smurf die verliefd is op zijn eigen spiegelbeeld, en daardoor tegen de smurfennatuur in gaat): uit zijn spiegel ontspringt de honderdste smurf, die alles in spiegelbeeld doet. De uiteindelijk dans ziet er dan ook zo uit: 



Het hele 'avontuur' van de smurfen komt hier voort uit hun 'seriele' karakter, en de humor bestaat er voor een groot deel uit dat de spiegeling van de twee smurfen de normale leesrichting telkens blokkeert. De titelpagina maakt dit expliciet:




Na het vertrek van Delporte, en met ingang van, zeg, de Smurfen en de Krwakrwakrwa worden de verhalen, zeg, 'Disney-achtiger': de plaatjes worden groter, diepte begint een rol te spelen, avonturen worden 'echte' avonturen. D.w.z. een sprookjes-achtige 'illusion of life' esthetiek wordt geïntroduceerd.

En opeens is er niet veel meer aan. 







zaterdag 10 november 2018

Hilda / Grimes

Dit kwam als shock. Of sugar rush. De schitterende tekenfilmversie van mijn favoriete kinderstrip Hilda had een opening theme van Grimes. Grimes!


Lauren Faust

Lauren Faust is de vrouw achter de Powerpuff Girls, en later de recentere versie van My Little Pony: Friendship is Magic. De powerpuff girls waren, natuurlijk ubercool. En niet alleen omdat Frank Black ze bezong. De tekeningen zijn natuurlijk supercool.

Faust begon haar carrière in speelfilm, maar stapte over naar TV, en haar werk is, misschien, tekenend voor de manier waarop TV animatie op dit moment boeiender is dan cinema. TV is, zeker in Faust's werk, 2d. Low Res. En ergens past dat beter bij de animatie-esthetiek dan 3d.

Faust noemt zichzelf ook expliciet feminist - en MLP is natuurlijk ook, eh, vrij queer. Net als overigens veel TV cartoons, zoals Jack Halberstam al eens stelde. 

Desalniettemin, de Bronies lijken me, in eerste instantie straight. D.w.z. het zijn straight men die zich met queer culture identificeren. Maar ironisch. Zeg, heterocamp o.i.d.






De generaal



In de (helaas niet zo interessante) inleiding van de verzamelde editie van de Generaal lees ik dat Mad's Don Martin een grote invloed was op de stijl van Peter de Smet.

En nu je het weet: niet alleen de lijnvoering is Don Martinesque, maar vooral de kleine gebaartjes die ik altijd typisch De Smet vond. De wijzende vingertjes, handjes.


 Het leek of de figuurtjes niet zozeer een 'gestalt' zijn (een lichaam met een anatomie) maar een collectie gebaren. De figuren worden 'geanimeerd' door de lijn, en door je oog die over het poppetje heenglijdt. Vandaar ook de vele losse ballonnetjes.


Vandaar ook dat de 'filmisch' editen ontbreekt in het werk van De Smet. Zijn strip houdt een tekenfilmesthetiek vast. 

Maar i.t.t. Martin zijn De Smet's figuren enorm praatgraag.