zondag 18 juni 2023

Auteurs, Copyright, Studio

Het is niet helemaal waar dat striptekenaars anoniem werkten, zelfs niet in het Fordistische Amerikaanse model - maar het lijkt of er naast de 'auteur' een soort dubbelganger is, de imaginaire 'auteur' (Disney, Stan Lee), die zichzelf ook zichtbaar maakt in de verhalen (zoals Rob-Vel in de eerste Robbedoes strookt). De meeste auteurs in de Frans-Belgische traditie kozen ook een pseudonym (Hergé, Jijé, etc) die wel degelijk gepubliceerd werd - of onder aan de pagina verscheen. Ik denk (ook): om een transferentiele relatie mogelijk te maken.

donderdag 1 juni 2023

Tarzan (ctd)

Zoals ik eerder schreef, de Franse stripcensuur is ontstaan vanwege angst om Tarzan - maar de stripliefhebberij had ook een fetishistische interesse in Tarzan. Zo was Giff-Wiff no 18 (1966) volledig gewijd aan Tarzan.
Eerder schreef ik dat de primitivistische fantasie van Tarzan (misschien) een aanleiding was voor de morele paniek. Het is immers een verhaal over een kind dat opgroeit in een jungle, zonder ouders. Maar het is natuurlijk ook de erotiek van de tekeningen van Hogarth - de lijnvoeringen, de lichamen - en de manier waarop het ourwoud, de inboorlingen de tijgers, etc. doordrenkt lijken te zijn van een vitaliteit en een erotisme.
M.a.w. in Hogarth's Tarzan is de lijnvoering zelf geerotiseerd. De meest omstreden strip die Martens in Spirou introduceerde, Brouyère en Malik's Archie Cash, is een vergelijkbare broeierige mengeling van seksisme, racisme, exotisme en primitivisme, waarin geweld geseksualiseerd wordt. En e.e.a. speelt zich vaak af op exotische locaties. Met een penseelvoering die aan Hogarth doet denken.

Martens / Mythic

En misschien is het geen toeval dat via Martens (en de bevriende scenarist Mythic, die ook uit de stripliefhebberskring kwam) ook een zekere (ietwat dubieuze) seksualiteit het blad in kwam - en een geerotiseerde vorm van gewel. Martens schreef (onder pseudonym) scenarios voor Natascha, Archie Cash en introduceerde Aymone (in Spirou) en Aryanne (buiten Spirou). Heldinnen gemodelleerd op Barbarella (van Forest, die ook uit kringen van stripliefhebbers kwamen). Alsof een libidineuze interesse in tekeningen samenhing met een erotisering van de strip....

Thierry Martens

Toen Thierry Martens in 1969 het hoofdredacteurschap van Spirou overnam van Yvan Delporte ging het blad een nieuwe fase in. D.w.z. het werd op een nieuwe manier zelfbewust. Zoals ik eerder schreef, Delporte introduceerde (o.a. via het figuur van Guust) een (vulgair) modernistische zelfreflexiviteit, waarbij grappen over het blad, zijn productie, maar ook zijn vertelvormen (via de smurfen) centraal stonden. Thierry Martens had een andere achtergrond. Hij komt uit de kringen van de 'bedephilia' uit de jaren zestig. Hij was betrokken bij SOCERLID (die de eerste striptentoonstelling organiseerde, voorzien van een catalogus die (volgens Thierry Groensteen) aan de basis lag van de striptheorie) en hij studeerde af (in de politieke en sociale wetenschappen te Leuven) op een scriptie over 'realisme en schematisme in het Belgische beeldverhaal.'
Tijdens zijn redacteurschap schreef Martens niet alleen scenarios (voor Natasha, Archie Cash, Aymone) maar hij bleef actief als stripcriticus en hij schreef inleidingen voor heruitgaven en schreef onder het pseudoniem 'monsieur archive.' Met Martens sijpelde de specifieke, ietwat nostalgische, sensibiliteit van de bedephilia het tijdschrift in. Martens was ook kenner van de detective en schreef ook over de conventies daarvan, en publiceerde pastiches van Sherlock Holmes. De 'pastiche' was in deze periode (jaren zeventig) misschien wel de standaardmodus van de tijdschriftstrip: genres waren, als voorheen, belangrijk - maar genreconventies werden op een zelfbewuste, 'wetende' manier gebruikt. Dit was ook de periode waarin de parodie opkomt (Mad, Gotlib & Goscinny). Zoals Groensteen ook eens zei, 'pastiche' was de eerste manier waarop strip zelfbewust werd. Net als Goscinny & Delporte verscheen Martens vaak als cameo in de stip.
Maar met Martens kwam ook een zekere 'zelfmythologisering' in het blad, een rekenschap van de geschiedenis, het erfgoed. Dit was, enerzijds, het oprechte product van liefhebberij (Martens kwam uit de kring van liefhebbers) - maar anderzijds is het verbonden met commerciele imperatieven. Martens kreeg in 1978 de opdracht van Dupuis om de albumverkoop te stimuleren. De 'mythologie' en 'geschiedenis' - hoe wetenschappelijk ook - werd onderdeel van de 'branding' van het tijdschrift.