donderdag 30 september 2021

The Soul at Work: Dragman, Soul en de bezieling van de strip

1. Dragman Steven Appleby's Dragman legt in een paar eenvoudige lijnen het psychodrama van de superheld bloot.
Dragman's August ontdekt dat hij door het dragen van vrouwenkleren gaat vliegen. Het punt is alleen dat zijn moeder het niet mag weten. Anders zoekt ze psychische hulp. Appleby reduceert daardoor de seksuele subtekst van de strip tot zijn meest rudimentaire vorm.
De strip vindt plaats in een wereld waarin wetenschappers met complexe scanners en measuring machines de menselijke ziel niet allen hebben weten te localiseren, maar het ook verkoopbaar hebben gemaakt (via een procedure die nooit opgehelderd is). Door je ziel te verkopen krijg je toegang tot talloze consumptieartikelen, of raak je uit de schulden. De prijs is: depressie. Het allesdoordringende gevoel dat '...nothing makes sense anymore.' (34)
Dragman is dus gesitueerd in de huidige tijd, waarin we onze meest persoonlijke gegevens weggeven voor gratis digitale producten die ons uiteindelijk achterlaten met het gevoel dat niets meer iets betekent. Maar het is ook de wereld van 'the soul at work' - waarbij we onze affectieve, cognitieve en creative capaciteiten te gelde moeten maken.
Wat mij interesseert: de relatie tussen de thematiek van de 'ziel' en de tekenstijl. Dragman is getekend in een faux-naieve tekenstijl die illustraties van kinderboeken oproept (Quentin Blake), maar ook de intimiteit van een dagboek en het spook van introspectie. Het is een handschrift. De stijl is ook heel duidelijk 'analoog.' Ik weet niet of Appleby bij het maken van zijn boek een computer gebruik heeft (dat kan best) maar de lijntekeningen roepen de aanwezigheid op van een hand. In het huidige landschap, waarin we omringd zijn door digitale beelden (ook in de stripwereld) voelt de strip daardoor 'bezield.' Het confronteert ons met de indices van een hand en daarmee met een fantasmatisch lichaam. Of liever: de strip is een snipper lichamelijkheid, losgezongen van een lichaam. Met andere woorden, een ziel. Deze 'bezieling' brengt Appleby ook in verband met het lezen van strip. Op pagina 88 en 89 staat een flashback waarin we zien hoe de jonge August op bed ligt en de strip The Believer leest ("I love the Believer. When he believes in himself he can do ANYTHING"). De ingebedde Believer-strip is provocerend in zijn schematische simplisme. Maar dat maakt niet uit. Voor August was de strip an sich niet belangrijk, maar de toegang die het gaf tot een escapistische fantasiewereld. Strip m.a.w. is een partituur voor de verbeelding, een ontsnaproute naar een alternatieve toekomst. De lezer 'bezielt' de strip en de strip geeft bezieling aan de lezer.
2. You know you've got soul Ook Pixar's "Soul" gaat over de ziel. Maar i.t.t. Dragman maakt het expliciet gebruik van CGI. In de film wordt het lichaam van het hoofdpersonage Joe Gardner los te staan van zijn lichaam. Hij wordt een ziel nadat hij sterft. En deze bezieling wordt met animatie en animeren in verband gebracht. (De film is daarmee het derde deel in een trilogie over de ziel, waarbij Coco en Inside Out de eerste twee delen vormen). Net als Brave bevat Soul een groot aantal grappen waarbij de ziel van een personage dat terecht komt in een ander lichaam. In dit geval een poezenlichaam (in Brave een beer). Net als in Dragman wordt de 'ziel' dus gepresenteerd als iets dat afscheidbaar is van het lichaam. Maar de ziel is nu niet zozeer te vinden in een lijn (als index van een lichaam) maar als een patroon, een reeks van bewegingen die een lichaam oproepen. Een 'lichaam' zonder materialiteit - maar met een samenhang. Deze 'ziel' is (misschien) vergelijkbaar met wat Schafer e.a. het 'akoestische object' noemen. Een immaterieel object dat de samenhang heeft van een ritme of een melodie. De ziel wordt in de film in ieder geval ook expliciet aan muziek gekoppeld - of meer specifiek aan Jazz, als 'expressie van een ziel.' Hierdoor lijkt het alsof de ziel de samenhang heeft van een melodische frase (een retournel).
In zowel Dragman and in Soul wordt de ziel ook in verband gebracht met een kinderlijk plezier dat gekoppeld is aan een fantasie of een bepaald beeld: kunnen vliegen in vrouwenkleren (in Dragman), jezelf verliezen in muziek (Soul), een infantiel plezier waar de personages trouw aan moeten blijven om hun 'ziel' niet te verliezen. 3. The Soul at Work In "Soul" en "Dragman" wordt de ziel ook expliciet in verband gebracht met het analoge. In Dragman vanwege de stijl. In Soul door de sepia-nostalgische sfeer waar de film van doordrongen is, en de fetishistische fascinatie met analoge instrumenten (piano, saxofoon) en de platenspeler die de elpee draait die de sporen van de improviserende jazz-lichamen animeert en tot leven wekt.
De films kunnen begrepen worden tegen de achtergrond van de wereld die Bifo beschrijft in zijn bekende The Soul at Work.
Op de achterflap van dit boek staat een elegante samenvatting van Bifo's argument: Capital has managed to overcome the dualism of body and soul by establishing a workforce in which everything we mean by the Soul—language, creativity, affects—is mobilized for its own benefit. Industrial production put to work bodies, muscles, and arms. Now, in the sphere of digital technology and cyberculture, exploitation involves the mind, language, and emotions in order to generate value—while our bodies disappear in front of our computer screens. De strip en de tekenfilm bieden inhoudelijk fantasieen over bezieling, over een ontsnappen aan de geestdodende wereld waarin we terecht zijn gekomen. Zij koppelen dit bovendien ook aan het medium van de strip en de tekenfilm. Vooral de Pixar casus is daarbij interessant. Pixar is immers, met Apple (door wie het in eerste instantie werd gefinancierd) en Google, het bedrijf dat de digitale revolutie en de opkomst van 'affectief cognitief werk' symboliseert. De Pixar revolutie moest mensen tonen dat het digitale ook een nieuwe wereld van creativiteit opent. Rond Pixar hing (net als bij Google en Apple) een mythe: het was een bedrijf dat op een hippy-achtige manier creativiteit en informele omgangsvormen zou stimuleren. Het 'verkocht' daarmee het nieuwe digitale werk als een nieuwe, niet-vervreemdende vorm van werken waarbij we niet zozeer onze tijd verkochten (op een fordistische manier) en daardoor vervreemd raakten van onze arbeid, maar een waarbij we al werkende onze cognitieve, affectieve en creatieve vermogens aanwendden, waardoor werk niet vervreemdend werd, maar juist een expressie van ons zelf. Werk als vorm van 'zelfontplooiing.' In retrospect ligt het voor de hand om de Pixar-films als allegorieen voor deze fantasie te zien. Vooral de Toy Stories films draaien volledig om het belang van de menselijke capaciteit tot spelen. Dit speelse wordt ook afgezet tegen de analiteit van het verzamelen, vastleggen - i.e. het 'vergaren' van objecten van waarde, zoals de Verzamelaar doet in Toy Story 2 (of 3?).
De enorme gehechtheid van de Pixarfan aan het 'merk' pixar hangt samen met de mythe achter het bedrijf, een utopisch geloof in de kracht van digitale technologie om een golf van creatieve productiviteit los te maken. Dit is de mythe die steeds bezongen wordt in de pixarfilms (en hij is vergelijkbaar met de Apple-mythe). De pixar-films zijn daardoor zowel allegorieen op de voorwaarden van hun productie, en fantasieen die de 'werkelijkheid' hiervan verhullen. Het zijn daarnaast allegorieen die ons a.h.w. 'aanspreken' - interpelleren. Dit is op zich nieuw. De Disneyshorts met Donald, Goofy en Mickey (als Clock Cleaners) waren tenslotte ook al vaak allegorieen over de fordistische manier waarop ze tot stand waren gekomen. Het verschil is (misschien) dat de Mickey Mouse fantasieen (zoals Eisenstein al zei) fantasieen over een toekomstige ontsnapping zijn, terwijl Pixar (en ook Dragman) eerder nostalgie vormen van bezieling. Het lijkt (steeds meer) alsof het tijdperk van 'bezieling' achter ons ligt. Waar de nostalgische verzamelaar een 'baddie' is, daar is de nostalgische jazzpianist juist de held.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten