zondag 5 november 2017

Pettibon, Acker, Warhol, Spiegelman, etc

Douglas Crimp herinnert zich in het eerste hoofdstuk van zijn autobiografische essaybundel Before Pictures hoe er in New York in de jaren tachtig nog een splitsing bestond tussen de twee 'avant-gardes': de 'harde' hoog-modernistische straight art van de minimalisten en conceptualisten, en aan de andere kant de queer post-punk bohemien-wereld (Patti Smith, Warhol, No Wave etc.) Het leek of de spanning tussen avant-garde (met het ideaal als de opheffing van het verschil tussen kunst en dagelijks leven) en modernisme bleef doorsudderen, tot ineens, medio jaren tachtig, de lo-fi esthetiek van mail art (het eerste boek van Kathy Acker was mail art), de zines (Pettibon) en graffiti (Haring, Basquiat) doordrong tot de galleries.






Maar ook: een reeks van kunstenaars (Mike Kelly, Dan Graham) vindt inspiratie in Rock 'n Roll ipv de geschiedenis van de schilderkunst. En die interesse is niet, zeg, die van de Greenwich Village generatie: het gaat niet om de 'authenticiteit van folk als expressie van The People.' In Rock my Religion presenteert Dan Graham rock 'n roll als een naleven van Shaker Cultuur, maar stelt daarmee ook dat de rock avant-garde (zoals met name Sonic Youth, maar ook Patti Smith) zich op een andere manier tot traditie, geschiedenis en 'de toekomst' verhoudt dan de traditionele modernistische avant-garde.

Anyway: mijn vraag was: hoe plaatsen we de Raw generatie hierin? Hoe werkt de avant-garde vs modernisme traditie in de strip.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten