zondag 25 oktober 2020

Isabelle Avondrood

 Laatst doorgebladerd: het eerste deel van de integrale Isabelle Avondrood van Tardi.



Het viel me op hoe ontzettend retro de strip is. Het eerste deel verscheen in 1976, bij Casterman, de uitgever van A Suivre, en het lijkt de brug te leggen tussen Kuifje en de nieuwe golf van literaire strips die later bij Casterman zouden verschenen (Tardi is, samen met Pratt de eerste 'auteur' van de A Suivre auteurs). 

De hele setting is natuurlijk retro (19de eeuw), maar ook de plotlijn is Kuifje-achtig: het draait om een raadsel dat moet worden opgelost. En, net als in Kuifje lijkt het hoofdpersonage zich te bewegen langs verschillende 'raadseloplossende' instanties, in dit geval de politie, journalisten, wetenschappers.

En ook de vertelstijl roept Herge en Jacobs op (inclusief de laatste pagina in het eerste deel dat eindigt met een reeks van raadsels). Om het in Barthesiaanse termen te stellen: de tekst draait om de hermeneutische code.)

Net als in de Kuifje-strips staat in het centrum van deze raadsels echter een object waar een excessieve fascinatie vanuit gaat. Deze fascinatie kan niet terugvertaald worden in het vertoog van de wetenschapper, de politie en de journalistiek (m.a.w. het is geen kennis, geen informatie). 

Ook net als in Kuifje - en misschien zelfs nog wat explicieter - deze objecten keren terug als droomobjecten.





Net als in de Kuifje-albums lijken de objecten (zoals de fetish in het Gebroken Oor (zie hierover Michel Serres)) uiteindelijk hun 'frame' te doorbreken. (Het gaat ook om een reeks van standaardobjecten (de dinosaurus, het fossiel, de mummie): objecten die gefossiliseerd of 'encrypted' zijn: waarin het verleden a.h.w. 'ingevroren' is (het gefossiliseerde ei is daar het beste voorbeeld van). 

De openingspagina's van het eerste deel (Isabelle en het Monster) zijn in dit opzicht veelbeketekenend. Het opent met een ei van een pterodactylus, bewaard en geklassificeerd in een museum, voorzien van een label, een cataloguskaart, en opgeslagen in een vitrine.


 En deze komt in de nacht uit. Het is alsof de droomlaag onder de kennis - het object van fascinatie dat de wetenschap drijft, in de nachtelijke uren tot leven komt en ontsnapt aan de kennissystemen die het proberen te classificeren. 

Dit ontsnapte monster is ook op een rare, middernachtelijke manier verbonden met de wetenschapper. De wetenschapper communiceert hiermee via een proces van telepathie. Dit lijkt een supplement (of weer: een nachtelijke dubbelganger) te zijn van de symbolische kennis die verscholen ligt in de boeken waar hij omringt is (terwijl hij lacht van 'ah, ah, ah').

Net als in Kuifje lijkt er in Isabelle Avondrood ook impliciet een meta-strip-moment aanwezig. De strip (als medium van de rebus) houdt het midden tussen woord en beeld - of liever het gaat om beelden die gelezen moeten worden, om beelden die altijd gedeeltelijk 'mentaal' zijn (d.w.z. het product van projectie en fantasie). Het gaat om beelden die daardoor altijd fantasia's zijn. De strip draait daardoor om het raadsel onder de raadsels. 


Isabelle Avondrood is daarmee, net als het werk van Chaland, Serge Clerc, Floc'h, Ted Benoit, retro. Een terugkeer naar de klare lijn en de reeks van fascinaties die eronder liggen. Hierdoor keert ook de Franse strip  - op het moment dat het volwassen werd, terug naar de kindertijd.

 












Geen opmerkingen:

Een reactie posten