vrijdag 18 maart 2016

Gemma Bovery

 In "Gemma Bovery" (en eigenlijk ook al in Tamara Drewe) valt Posy Simmonds terug in een bijna Toonder-achtig format, waarvan ik dacht dat het verdwenen was. Tekst met strip-achtige plaatjes, waarbij sommige dialogen weergegeven zijn in ballonen. Simmonds weet op een slimme manier de spanning tussen de tekeningen en de tekst in te zetten. Op tekstueel niveau wordt alles verwoord door een personage-gebonden verteller, een bakker uit Normandie die wellicht een affaire met de Britse Gemma heeft gehad. 
Het verhaal begint na de dood van Gemma, als de bakker haar dagboeken te pakken krijgt en ze, met behulp van een woordenboek begint te vertalen en in onhandig Frans na te vertellen. We hebben dus, tekstueel gezien, te maken met een verhaal dat a.h.d.w. 'dubbel gearticuleerd is': de gebeurtenissen worden verteld door Gemma en naverteld  en vertaald door de bakker (en, geestig genoeg, sinds het boek is uitgekomen in het Engels, 'terugvertaald' in het Engels door een externe vertelinstantie). M.a.w.:  in zijn vertelstructuur roept het boek het probleem van 'vertaling' op, en dit wordt aan de lezer gepresenteerd als een ietwat ironische 'puzzel.' D.w.z. er zijn momenten waarop wij, vanwege ons betere begrip van het Engels lezen wat de bakker zelf niet kan vertalen (zo kan hij het woord 'wanker' niet vinden in het woordenboek), waardoor er een spanning ontstaat tussen onze 'reconstructie' van de gebeurtenissen, en die van de verteller. Hetzelfde gebeurt eigenlijk ook in het 'ingebedde' verhaal: Gemma is licht hysterisch en ietwat theatraal, en als we haar verhaal lezen nemen we ook afstand van haar visie op de gebeurtenissen. Hierdoor ontstaat een versie van de Flaubertiaanse ironie (en zijn gebruik van Vrije Indirecte Rede).

Iets vergelijkbaars gebeurt op het niveau van de plaatjes. Soms, zoals hierboven, illustreren ze de primaire geschiedenis, maar vaker worden de gebeurtenissen uit de ingebedde geschiedenis afgebeeld. De vraag is alleen, wiens 'visie' op de geschiedenis wordt hier 'vertaald' in plaatjes. Die van Gemma? Is het een vertaling van de interpretatie van de bakker? Dat laatste zou je verwachten, maar dat is niet (of in ieder geval: niet altijd) het geval. Soms spreken de plaatjes namelijk de 'lezing' van de bakker tegen. 

Deze onduidelijkheid wordt versterkt door het feit dat de plaatjes, i.t.t. de tekst, a.h.w. in het 'heden' worden weergegeven (zoals W.J.T. Mitchell ergens stelden: plaatjes zijn wel 'gearticuleerd,' maar ze kennen geen grammatica, geen verleden tijd). Aan de andere kant: de plaatjes zijn overduidelijk getekend, en lijken daardoor achteraf 'genoteerd' te zijn.

Als lezer / kijker sta je dus op de positie van de detective. Net als de bakker zelf, die de dagboeken leest  op zoek naar clues, en telkens, a.h.w. 'tussen de regels door' leest. (En wat hij 'tussen de regels doorleest' wordt soms weergegeven in de plaatjes, die daarmee niet zozeer de tekst illustreren, maar de gaten erin opvullen).

Op deze pagina, bijvoorbeeld, is het onduidelijk of de strip onderaan de pagina 'echt' gebeurd is, of de weergave is van de manier waarop de bakker het zich heeft voorgesteld.


Deze pagina zet ook drie vormen van typografie ten opzichte van elkaar: geschreven, gedrukte en getypte tekst.

En ook: het boek eindigt met een verwijzing naar de roman van Flaubert, die zelf gaat over de manier waarop bestaande (romantische) verhaal patronen een stempel drukken op de manier waarop wij ons leven ervaren en waarop we ons verhaal kunnen vertellen.

Nog niet gezien: de verfilming van de grafische roman door Anne Fontaine, op een scenario dat ze samen schreef met Pascal Bonitzer (briljant filmtheoreticus).











Geen opmerkingen:

Een reactie posten