Daarnaast introduceert het een stijl die ik 'vulgaire zelfreflexiviteit' zou willen noemen (naar het idee van 'vulgair modernisme'): de strip verwijst naar zichzelf, maar niet naar zijn 'constructie,' maar naar zijn ontstaansgeschiedenis in navelstaarderij. Het boek vertelt het verhaal van een 'psychoseksuele' ontwikkeling die gestoord of 'gevormd' wordt door beelden. In dit geval zijn het geen stripplaatjes (zoals bij Wertham) maar religieuze afbeeldingen. De intensiteit en libidineuze bezetting van die beelden keert terug in het niveau van de tekeningen zelf, die allemaal te vol, te krasserig en te intens zijn.
Daarnaast zit het vol met impliciete verwijzingen naar de mythe van de superheld: het gaat over speciale krachten, geheime identiteiten etc. (Dit keert bij Ware en Clowes terug).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten