"Schoonheid en charme zijn van oorsprong kenmerken van het seksuele object. Het is opmerkelijk dat de genitaliën, waarvan de aanblik altijd opwindend is, toch zelf bijna nooit als mooi beoordeeld kunnen ouden: de kwaliteit schoonheid lijkt daarentegen van toepassing te zijn op bepaalde secondaire seksuele kenmerken."
Van Alphen citeert daarna uit Hubert Damisch, Le Jugement de Paris (1992) en schrijft: "In zijn meesterlijke studie Le Jugement de Paris stelt ook dat schoonheid niet van toepassing kan zijn op genitaliën, omdat schoonheid in termen van vorm begrepen wordt, terwijl genitaliën eerder tot het terrein van het ongevormde (l'informe) gerekend worden."
Het 'ongevormde' (protoplasmatische) speelt een sleutelrol in Eisenstein's beschouwingen over Disney. De term, die hij ontleende aan de biologie, gebruikt hij de eerste keer als hij zijn eigen lijntekeningen bespreekt. De lichamen in deze tekeningen zijn niet alleen opvallend 'plasmatisch' en ongevormd, maar de penis speelt een nogal prominente rol.
Op het eerste gezicht lijkt dit raar. Het protoplasmatische lichaam lijkt juist een pre-oedipaal, infantiel, nog niet 'in kaart gebracht' lichaam te zijn, terwijl de fascinatie met de penis (en sowieso de focus op genitaliën) juist als een oedipaal moment wordt gezien.
Bij Freud leidt de angst voor castratie - het inzicht dat de penis een 'vreemd' element is dat kan worden 'afgeknipt' - niet alleen tot een interesse in seksuele objecten (die buiten het eigen lichaam liggen), maar ook tot een in kaart brengen van het eigen seksuele lichaam, met duidelijk afgebakende erogene zones.
Bij Eisenstein is de interesse in de penis nog duidelijk auto-erotisch. En opvallend vaak oraal.
De penis is bij Eisenstein niet (isoleerbaar) onderdeel van een lichaam. Het lijkt of de penis een model voor het hele lichaam is. De vormloze, plastieke penis is een model voor het polymorfe lichaam.
Neem onderstaande tekening:
In de bovenste tekening lijkt de verhouding tussen penis en de rest van het lichaam omgedraaid. Het lichaam is een aanhangsel van de penis, en niet andersom. Deze penis is ook niet zozeer hard, sculpturaal, maar lijkt eerder, golvend, 'vloeiend,' of 'wordend' (becoming), en zelfs een beetje zacht. Hij wordt alleen kunstmatig stabiel gehouden op het moment dat een statief hem 'bij de nek' grijpt (en hem a.h.w. 'sculpturaal' maakt), zodat hij kan worden gefotografeerd.
Eisenstein associeert daardoor twee 'lichamen' met twee verschillende media (of visuele regimes): het 'protoplasmatische' lichaam van de penis is het lichaam van 'line drawings' terwijl het sculpturale lichaam (dat omhoog wordt gehouden) het lichaam van de fotografie is. En dit zijn (niet ontoevallig) ook de tweede media waar hij in deze periode in zijn essays de verschillen van in kaart probeert te brengen: tekenen (en animatie) vs fotografie (en cinema).
Daarnaast roept zijn tekening een metafoor op die later (natuurlijk) een sleutelrol bij Lacan gaat spelen. Volgens Lacan worden we door het symbolische 'gefotografeerd': we worden door de camera 'vastgelegd.' De camera grijpt ons a.h.w. bij de nek en stabiliseert ons lichaam.
Voor Lacan is dit 'fotograferen' een moment van castratie.
De 'protoplasmatische penis' van Eisenstein is daarmee het niet-gecastreerde, pre-oedipale lichaam. Het is daarmee niet alleen het lichaam van 'the comic' maar ook van 'the comical.'
Zoals Zizek schreef in zijn expositie van Lacan (o.a. in Did Somebody Say Totalitarianism, 82 ff), comedy is het terrein van een terugkeer van het lichaam. Hij citeert Lacan die schrijft: "... what satisfies us in comedy, what makes us laugh,.... is not so much the triumph of life as its flight, the fact that life slides away, steals away, flees, escapes all those barriers that oppose it..."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten