Maar uiteindelijk legt hij zijn vinger op hetgeen waar latere striptheoretici allemaal uitkomen:
"The modern comics strip and comic book provide very little data about any particular moment in time, or aspect in space, of an object. The viewer, or reader, is compelled to participate in completing and interpreting the few hints provided by the bounding lines."
En komt uiteindelijk met iets interessants: strips - en hij noemt Mad als voorbeeld (maar hij had ook Gotlib kunnen noemen) 'hermedieren' (en parodieren) vaak bestaande media, maar door het te 'verstrippen' koelen ze het af. Mad is volgens McLuhan "a cool replay of the forms of the hot media of photo, radio and film." Waardoor ze a.h.w. een betrokkenheid afdwingen die kritisch, want komisch werkt.
"The Comic Strip and the ad, then, both belong to the world of games, to the world of models and extensions of situations elsewhere." (Mijn nadruk)
Een van de eerste gepubliceerde stukken van McLuhan, geschreven voor een katholiek tijdschrift in 1944, ging over Blondie's Dagwood, een op het eerste gezicht vrij onnozele lezing waarin Dagwood 'staat' voor de feminisering van de hedendaagse man. Het essay surft op de golven van Philip Wilie's kritiek op 'momism' in A Generation of Vipers (1942)
Zoals Philip Marchand beweert in zijn McLuhan biografie (74ff), McLuhan's katholieke cultuurkritiek was vermengd met een aan paranoia grenzende homofobia. Maar stel nou eens dat McLuhan gelijk heeft. Dat het strippoppetje (of strippoppetjes zoals Dagwood) inderdaad niet masculien genoeg zijn? Dat hun seksualiteit een tikje queer is of (om de logica van McLuhan's favoriete theoloog Thomas van A te gebruiken), als hun seksualiteit 'tegennatuurlijk' is. Als het strippoppetje een weergave is van een lichaam in verzet tegen zijn eigen essentie?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten